|
|
|
Onafhankelijk medium voor liefhebbers en verzamelaars van oude radio“s en gerelateerde zaken (zoals oude TV“s, versterkers, meetapparatuur). Hier kunt u discussiėren en chatten over uw hobby. Voorbeelden zijn: identificatie of datering van oude toestellen, vragen over documentatie, hulp bij reparaties en restauraties. De voertaal op dit forum is Nederlands, maar bijdragen in andere talen zijn ook welkom. |
Re: Spanningen anode- en gloeibatterijen.
Geschreven door Gerard om 16. Nov 2001 12:14:05:
In reactie op: Spanningen anode- en gloeibatterijen. geschreven door Otto om 16. Nov 2001 11:04:57:
> alle gangbare spanningen voor batterijtoestellen gemaakt kunnen worden.
Het is een ambitieus doel.Let erop dat de gloeivoeding en de plaatvoeding geen gemeenschappelijke
aarde mogen hebben, ze moeten vrij ten opzichte van elkaar kunnen zweven.>Voor de gloei van toestellen met droge batterijen is 1,5 of 3 volt dacht ik gebruikelijk.
In de na-oorlogse tijd, de bloeitijd van draagbare buizenradios, was 1.5
het meest gebruikelijk. De gloeidraden (1 per buis maar 2 voor de eind)
staan dan parallel.ECHTER. Soms worden de gloeidraden in serie gezet en dit gebeurt met name
ALTIJD als een radio uit een gelijkstroomnet gevoed kan worden. De gloei-
spanning is dan 7.5 of 9V afhankelijk van hoeveel pitjes er gevoed moeten
worden. De legendarische TransOceanics van Zenith hebben om deze reden
een gloeibatterij van 7.5V en mijn eigen Perfecta zelfs 9V.
Nou had je ook leipe fabrikanten die doodleuk de gloeiketen schakelbaar
maakten! Bij lichtnetgebruik stond de boel in serie en als op batterij
werd overgeschakeld werden ook de gloeiertjes parallel gezet en werd er
met 1.5V gewerkt. Voorbeeld: Vega Turist.
Dit principe was niet erg populair omdat de schakelaars in de gloei-
leidingen kraakstoringen konden geven.
Andere gloeispanningen dan 1.5, 7.5 en 9 volt zijn mij niet bekend.Met serievoeding moet je oppassen! De buizen zijn namelijk direct
verhit en daardoor gaat de gloeistroom zich mengen met de katodestroom.
Bij een seriegloeiketen vind je daarom altijd tussen elke twee gloeidraden
een weerstand naar aarde om deze katodestroom door te voeren! Je houdt
het niet voor mogelijk maar die twee stromen "kruisen" elkaar als het
ware. En dat gaat goed (meestal). Er kunnen fouten bij optreden die
je normaal niet voor mogelijk houdt, want de roostervoorspanning van
de eindbuis wordt geleverd door de gloeiketen en de buis kan zichzelf
dus niet "dichtknijpen" als de katodestroom te hoog wordt. Zie Perfecta.
De plaatbatterij kon van 45 tot 150V varieren!! Kleine zakradiootjes
hadden meestal 67.5, maar soms 90V en een heel enkele keer 45V. Het
uitgangsvermogen was dan ongeveer 50mW met bv een DL92. Batterijradios
voor huisgebruik (zoals jouw eigen Philips BX484B) hadden vaak een
balansuitgang en 150V anodespanning. Indien uitgevoerd met DL96 kan
een uitgangsvermogen van 2W worden bereikt met een verbruik van 5 a 6
Watt uit de batterij, gloei plus plaat! Het rendement is ongeveer 40%
en dit is onvoorstelbaar hoog.Die DL96 is trouwens niet zo kritisch op zijn plaatspanning, je kunt hem
op 150V gebruiken maar ik heb hem ook wel eens op 25V laten draaien en
dan komt er ook mooi geluid uit.
In de oude serie ("50mA gloeiers") had je twee eindbuizen: DL92 voor
lage spanning (tot 90V) en DL94 voor hoge spanning (vanaf 90V).De buizen werden in die tijd altijd uit 1 anodespanning gevoed, maar
nogmaals, de toegestane variatie is heel groot. Als je je voeding bouwt
voor 67.5 en 90V kun je alle radios laten spelen hoor!
Iets anders is het met de vooroorlogse radios, zo uit de jaren 20.
Daar had je gloeiaccus van 4 (soms 2) volt, een roostervoorspannings-
batterij (van een volt of 30 met tig aftakkingen) en een plaatbatterij,
droog van 200 Volt of zo. De detector had vaak een lagere spanning
nodig en je zag op die oude Philips plaatspanningsapparaten vaak een
regelbare aftakking zitten. Er was dan 250V beschikbaar vor de eind-
buis en 120 tot 150 (instelbaar) voor de detector.
Gehoorapparaatjes van na de oorlog werkten met potloodbuisjes op 22.5V.
Misschien moet je een voeding maken die pakweg 170 volt afgeeft, en
die laten lopen over een keten van zenerdiodes van 22.5 V, met tussen
elke twee zeners een contactbus. Je kunt dan met een banaanplug elk
veelvoud van 22.5 afnemen. Tussen 67.5 en 90 gebruik je natuurlijk
twee zeners, van 7.5 en 15 om ook 75 te hebben.
De afgenomen stroom is altijd lekker laag, 10mA of zo (als je geen
sluiting of lekkende koppelaars hebt) dus dit principe lijkt me goed
toepasbaar.Ik ben benieuwd naar je uiteindelijke apparaat!